“De Grauwe Gekheid” bestaat nog maar een maand en wordt door taalkundige masochisten al belaagd met virtuele stinkbommen en scheldkanonnades. Aan alle taalridders, dicteedokters en zelfverklaarde woordengoochelaars : de pot op met dat linguïstisch gelul!
Lelijk bendeke kazakkendraaiers, slampampers, pezewevers, kwistenbiebels, schijtluizen, balgehakten, kokosmakronen, rapalje, doeraks, galgebroeden, kinkels, doordrammers, goochemerds, halve zolen, pierenwaaiers, Jan Doedels, kloefkappers, laaielichters, paljassen, janjurken, pielemansen, lamlendelingen, smierten, lapzwanzen, luizebollen, schoften, knijten, brulapen, viswijven, minkukels, muggenzifters, vlerken, driftkikkers, kwelgeesten, schorem, soepkiekens, blaaskaken, stoethaspels, hotemetoten, stukskes vreten, boemannen, kwallen, jankeballen, dekzwabbers, donderstenen, geitenbreiers, linkmiegels, droeftoeters, drollevangers, brompotten, eigenheimers, flapdrollen, grutjes, belhamels, Flip Fluitketels, gajes, schelhamels, kenauen, brulmoeien, kinkels, geteisem, muilezels, malloten, tuthola’s, schorriemorrie, hellevegen, branieschoppers, klieren, oelewappers, gespuis, onderkruipsels, schandknapen, ponems, kneuzen, drammels, secreten, kneuters, knurften, onverlaten, opdonders, snoeshanen, pietlutten, hansworsten, pleeborstels, belatafelden, prutsers, schavuiten, schlemielen, krentenbakkers, schobbejakken, uileballen, rekels, voddenbalen, zak patatten, zeikstralen, kweeën, stoethamels, omhooggevallen zeurpieten, miezerige zuurpruimen en alle andere scheldwoorden waar ik nu niet kan opkomen maar ongetwijfeld te lezen staan in oude Jommekesboeken of in de lyrics van Jan De Wilde!
Het zijn gambatrutten!
LikeLike