Daar wordt een gebouw begraven.
De rouwstoet is reeds op de been;
draagt al wat gebroken staven,
Een park met laagbouw moet er nu…
Gargantua wordt neergehaald.
Een man onder een paraplu
heeft er al zijn plaats betaald:
‘Dáár komt het dan,’ zo zegt hij trots,
en houdt zijn vinger voor zich uit,
totdat een graafmachine plots
het startschot van de sloop inluidt.
Het oud cement breekt koppig af:
er barst, er brokkelt, bulkt, er kraakt.
Het gruis stort neder in het graf,
dat voor de reus werd klaargemaakt.
Na vijftig jaar valt een icoon.
Een schaduw rolt met grof geweld.
En mooi of niet, het is toch triest
dat het ter aarde werd besteld.
De rupsen laden snel en noest:
zo klinkt het treurdicht, het verhaal,
van een gebouw dat sterven moest
in stof en scherven, roest metaal.