La Manche; een streek waar je nog omnium verzekerd bent van je tijd.
Alles gaat traag, zoals het opkomen van de zee, het ondergaan van de zon, het kloppen van een gelukkig hart. De oude heuvels zingen, de valleien luisteren. De valken en de hoornaars, het paardengebries en het ezelgebalk, de mestmachines, de krakende stap van de wandelaar, die in zijn spoor telkens wat van zijn zware zelf afwerpt en de steden vergeet. ‘Des paroles qui courent dans le vent.’ Weelderige weilanden, met camembertkoeien, gezandstraalde kathedralen, slaapdorpen, piratenhaventjes. De liefde tekent ‘gele stippen’ met een Parker pen. Velden van niets waarin alles mogelijk is. Leven en dood, en alles van wat daartussen zweeft. Wieken klappen, molens draaien.
Cumulonimbus in Dior; de perfecte snit. Satijn en paarlemoer. Boerenslag, de kliffen. Jersey, op de kartellijn van een perfecte foto.
Arthur en zijn Guinevere, de Galliërs vergeten. Ze hinkelen op het strand, naast een schaduwlijf dat schelpen zoekt. We zijn geland in Normandië, een woordeloos gebed…