De Duitse toerist had voor vertrek allicht heel wat vakantiegenoegens voor ogen: bieren proeven in Brugge, wandelen op het strand van Oostende, Ensor zien, en in Brussel – zo had hij gehoord – was er iets interessants te doen rond het Belgisch surrealisme. Spass muss sein!
Maar van dat alles was tot nu toe nog niks in huis gekomen, want zijn vrouw wilde maar één ding doen; datgene wat zij altijd en overal deed, zowel binnen als buiten de vertrouwde landsgrenzen: der Einkaufsbummel, of dat wat hier vroeger winkelen noemde, en nu shoppen.
‘Etalages bekijken, mevrouw, daaruit bestaan mijn vakanties. Ik heb al meer etalages gezien dan musea, meer kleren dan kunstwerken. Alle respect voor de creativiteit van de middenstander, maar het gaat me te ver! Bij élke etalage blijft ze staan. En wijzen naar hier, en wijzen naar daar, terwijl ik bestendig enkele lengtes voorop lig, wachtend tot ze is uitgewezen en bijgebeend. Maar let op: eens je zelf een etalage hebt gevonden, die jouw interesse heeft gewekt, – een met boeken, bijvoorbeeld, of met van die ouderwetse rookwaren, zakmessen, e-readers, kazen van de streek, of degelijke pantoffels – is ze de eerste om te zeggen dat we die dingen ‘bij ons’ voor minstens een derde van de prijs kunnen kopen en dat de winkel in kwestie duidelijk een toeristenval is.’
Dus tsjokte de man maar volgzaam ‘mit seiner Gertraudchen mit’. Gertraud wist maar al te goed dat ze zijn geduld op de proef stelde, maar als hij het nog een winkel of vijftien volhield, zou ze hem trakteren op een wafel. En met een half winkelrek op de arm, verzocht ze hem braafjes op het bankje te wachten, en in zijn reisgids aan te duiden wat hij verder nog allemaal in België wilde zien…