Spook

Ik loop eens langs het huis van vrienden, die nu bij God in Frankrijk wonen. Het ziet er nog hetzelfde uit, en toch voelt het heel anders. Alsof het herbezield werd; herbestemd, getransformeerd. De wisteria is niet gesnoeid, de ramen lang niet meer gelapt. Ik schaduw in de vuile ruiten, en denk nog eens aan ‘toen’.

Hier ben ik zo vaak thuis geweest, aangemeld of onverwachts. Ik hoor nog schel de klingelbel, het ploppen van de kurken, het klinken van de glazen, moppen na de moezelwijn. Ik heb er ooit gedanst, in lange, wijde hoepeljurken, met pruiken op, en maskers om. Madame de Pompadour van Gent. Quadrille Française, Duke of kent. Ik ruik nog de mahoniekasten, de katten en het huisparfum; cederhout en Opium. Boulettes Liégeoises. En zie nog de portretten; dames, kanten kragen, baronnen met sigaren. Het theeservies, dessert in zicht. Een wanli-schaal, pralines. Een schaterlach-met-tranen. De anti-chambre, schaars verlicht.

De tijd walst traag aan mij voorbij… Scènes uit het au-delà; als troebele passages, beelden uit mijn levensfilm. Hier woonde onze vriendschap, en in die vriendschap blijf ik thuis. Ik kan erover schrijven, maar dààr schrijf ik nooit meer. Want dààr schrijft iemand anders nu; een man die kortgeleden zijn haar nog kort liet knippen, als goede vader waakt, en zeker nu en dan, een rokende baron ziet spoken, door de gang…

Plaats een reactie