Deneuve

Het terras van Café Hopper is een voortreffelijk terras. Het bevindt zich op een brede, betrekkelijk windvrije hoek en kijkt uit over de Leopold de Waelplaats. Voorheen ‘de Volkspleuts’.

Geel-gestreepte luifels, Parijse tafeltjes, en rieten stoelen waarin de kont zich heerlijk wafelen kan. Een kannetje Pastis? Of liever een Dry Vermouth, zoals de oude sinjoora die er dagelijks haar aperitief gebruikt? De koffie slaat ze af, want die is er te slap. Of zoals ze zelf zegt: ‘ gelaaik de zaaik van boere mie.’

En het personeel? ‘Oeik giën oempestoempers.’

Maar ze zijn vriendelijk. Dat is al veel waard tegenwoordig.

Het is duidelijk dat ze voor de roering komt, voor de compagnie, voor het klapke – alles waar ze thuis niet genoeg van heeft. Over de bril heen kijkt ze naar de gekke stoet mensen, die eeuwig blijft passeren; naar het gedemocratiseerd publiek, lente na lente wat minder elegant, zelden nog chic getoiletteerd, zoals zij. Want daar zit ze dan, met haar wandelstok vol zilverfiligraan, met haar Guerlain, met haar Jean-Louis Scherrer.

Het haar zo hoog als suikerspin.

Met kammen al weerskanten.

Een Deneuve op retour.

Destijds deed zij Nice aan, Monte-Carlo, Den Haag en soms Sankt Vith. Daarom komt de sinjoora graag bij Hopper, omdat het haar aan toén doet denken. Die luifels, die tafels, dat oud-adellijk cachet, dat art déco. Nu resideert zij uitsluitend nog in Antwerpen. ‘Antwerp,’ verbetert ze, ‘want overal wordt nu Engels geklapt. Het nieuwe chic, medam.’

Ze keurt de silhouetten: de tweedehandse jassen, het rok-over-de-broek, het man-zo-vrouw-en-vrouw-zo-man, het goedkoop Chinees chiffon. Waar zijn de kanten kraagjes? De opgeperste pantalons? De gladgestreken hemden? De dassen en de perles-fines?

De winkels van weleer? Weg. De persiennes neergelaten, voorgoed. Ze wenkt de ober, bestelt nog een Vermouth.

‘De wolke hange liëg vandoag. ’t zal nog goan regene…’

Plaats een reactie