‘Vorwarts, Manfred, noch zehn stufen!’ kreet een vrouw terwijl ze haar man als een oude, versleten muilezel naar boven ment. Ik zie mijzelf over veertig jaar… Weliswaar in de beklagenswaardige rol van Manfred; uitgerust met bruine steunkousen, orthopedische sandalen, Nordic Walking sticks, een insulinepomp en een voorraad puffers in de rugzak, en onder lichte dwang aangespoord om de klim te wagen naar het hoogste punt van het Manderscheid-kasteel. Het spek, de karbonade en de ‘zwiebelkartoffeln’ van deze middag liggen nog op de maag maar worden puffend en zwetend weggeboerd. Nog slechts tien treden, herhaalt ze; tien treden tot het ultieme panorama, tot de overtuiging dat zij nog steeds even fit en sportief zijn als twintig jaar geleden. De ‘aaahs!’ en ‘ooohs!’ weerklinken dan ook luid over het dal als het Duitse stel uiteindelijk, na een hele reeks bijna-dood-ervaringen, over de muren van het donjon naar beneden kijkt. Het (letterlijk) adembenemende uitzicht was de ellende waard! Het weidse panorama met haar bruisende bronnetjes en kabbelende stroompjes, en de bewuste klim vol zomerse ‘genietingen’ worden druk vastgelegd ‘om aan de kleinkinderen te laten zien’. Ze vragen of wij met hen op de foto willen maar wij verstaan helaas geen Duits. Althans niet wanneer het ons niet past. In de verte, op een helling tussen de sparren, meent Manfred met zijn gigantische verrekijker een wild zwijn te hebben gespot… of is het weer een vlek op een van zijn ‘verdammte’ brilglazen? Hij twijfelt. Hoe dan ook, dringend tijd om terug naar beneden te gaan. Van wilde everzwijnen krijgt een mens honger!