Het overkwam mij gisteren weer, op een van die schijnbaar betekenisloze wandelingen: een inzicht. Het besef dat het land nog steeds geeft, als je maar de tijd neemt om te kijken.
Ik liep een paadje in, een beetje scheef van verwildering, een pad waar geen naam aan gegeven is — wat ik altijd hoopvol vind. En daar, alsof ze op mij hadden gewacht, hingen ze. Bramen. Donker, glanzend, onverschillig.
Men verwacht bij zulke ontmoetingen een soort trompetgeschal of op z’n minst een plotselinge windvlaag. Niets van dat alles. Enkel stilte. Een nukkige brandnetel schudde licht met het hoofd, alsof hij zeggen wilde: “Laat ze gerust, ze zijn niet van jou.” Maar ik dacht daar anders over. Ik ben een beleefde plukker, dat wel. Geen graaier. Ik kies zorgvuldig. Een voor een. De vruchten die het willen, mogen mee.
De eerste beet is altijd een gok. Ze zien er allen gelijk uit, maar variëren van snoepgoed tot zure belediging. Dat is juist het spannende. Een appel vertelt je wat hij is. Een braam laat het afhangen van zijn bui. Soms proef je zon, soms regen van vorige week, en soms, heel soms, proef je iets dat je niet kunt benoemen. Een herinnering aan vroeger. Aan eenzame zomers op blote voeten. Aan een oma die met een vergiet in de hand de heg in dook, en eruit kwam met schrammen op haar armen en een triomfantelijke glimlach. Aan een confituurtaart uit de oven.
Ik zag verderop een oudere dame hetzelfde doen. Zij had een leeg ijsdoosje bij zich, wat ik altijd een charmant detail vind. We knikten naar elkaar met de verstandhouding van scharrelaars. Wij weten iets wat de rest vergeten is.
Soms vraag ik me af waarom ik het eigenlijk doe. Ik kan voor een paar euro een bakje kopen bij de supermarkt, zonder krassen, zonder modder, zonder het risico op een verdwaalde worm. Maar wat koop je dan eigenlijk? Geen geur. Geen avontuur. Geen verhaal.
Ik pluk ze omwille van het wonder. Dat ze daar gewoon zijn. Zonder uitnodiging, zonder pretentie. Zomaar. En dat je ze mag proeven, als je durft. Een beetje Alice spelen. Ze voelen als de zomer die net begint over te hellen naar de herfst. De zoete waarschuwing dat je moet genieten nu het nog kan.
Dus als u mij ziet verdwijnen tussen de struiken, vrees dan niet. Ik ben niet de weg kwijt. Ik volg slechts de geur van iets ouds en eenvoudigs. Iets dat groeit aan de rand van de zomer.
En eerlijk gezegd: ik kom altijd terug met meer dan ik zocht.
Ik pluk ze omwille van het wonder.
+++
Het wonder kan niet zonder de ver-wonder-ing.
Heerlijk dit te mogen lezen.
Leesplezier.
Maar ik wens u
vooral ‘schrijfplezier’.
Vele Vlaamse schrijvers menen dat
schrijven hard labeur is, in het zweet hun aanschijns.
Zij werken om het ‘Paradise lost’ opnieuw te mogen betreden.
Ach. Onze Vlaamse Reuzen.
Het treft mij dat in ‘La Grande Librairie’ (woensdagavond – France 5)
hun Franse collegae beweren: dat schrijven leven is.
Ecrire c’est vivre.
Zij zouden niet zonder kunnen. Zij wonen dan ook in Het Land van de Taal.
PS.
Dank u voor deze ‘Ode’ aan “La splendeur de la banalité”.
LikeGeliked door 1 persoon