Mabon

Als ik oud word, wil ik overvloedig zijn

Een glimlach zo rond als een appel.

Appelgelukkig in iedere knak,

tot in de kleinste twijg van mijn lijf.

Alle katten zonder thuis neem ik in huis.

Kussentjes, staarten en schubben,

vleugels en klauwen die sporen trekken

over een pas geboende dambordvloer—

een spoor dat binnenkomt en buitengaat

en terugkeert naar het groen.

Als ik oud word, wil ik overvloedig zijn.

Wijn voor zij die onverwacht verschijnen,

voor vreemden die blijven, verdwijnen.

Genoeg om tevreden te zijn,

en vooral: de spirit om opnieuw te proberen.

Een voorraad moed en tederheid

zo rijk als een boomgaard in bloei.

Slim, slimmer, savoir-faire zonder air,

flair die danst in elke haarlok

golvend als zeeschuim, wijs, grijs,

oneindig lang en wapperend in de wind.

Als ik oud word, wil ik overvloedig zijn.

Een weelderig verhaal met open kaders,

mogelijkheden zonder einde.

Lichtvoetig trippelen op fandango’s

bij kaarslicht, tussen zonnebloemen,

onder dromenvangers, a gogo.

Bevriend met oude goden,

(h)erkend om mijn oprechte woorden.

Weelderig, in de eeuwige zoektocht

naar precies dat ene ding—

steeds breder, steeds dieper,

steeds ruimer, steeds stijgend.

Als ik oud word, wil ik overvloedig zijn.

Een schaduw om even in te staan.

Niet om te breken, of te helen,

maar om te fantaseren,

om te ontdekken, te leren.

Een ruimte waarin niets moet.

Laat staan moet worden bewezen.

Iemand die bewijst dat mysterie bestaat,

dat magie zich steeds manifesteert,

dat inzicht zich nestelt en verspreid—

tot je wijs word als het mos:

nietsdoend, maar alleswetend.

Als ik oud word, wil ik overvloedig zijn.

Met brede wangen, vriendelijke ogen,

een malse borst voor babyslaap,

wiebelig, om op te wenen.

Met voeten zo plat dat mijn tenen

de aarde omarmen. Een aardbewoner,

met sterrenstof in mijn botten,

de oceanen in mijn cellen.

Met vingers als rivieren,

de zeebries op mijn tong.

En benen als boomstammen

die alles kunnen dragen.

Als ik oud word, wil ik overvloedig zijn.

Mijn ervaringen rijk en gelaagd

als mantels, gehaakt in alle maten,

met veelkleurige draden —stof

geweven tot patronen die bewegen

als bliksems en tornado’s.

Alles verzamelt zich, hecht zich,

wordt deel van mijn kleed.

Wat een rijkdom.

Wat een ontwerp.

Wat een orde in de chaos.

Ja, als ik oud word, wil ik overvloedig zijn.

Glanzend, weelderig, magnifiek. Appel.

Kostbaar, nu én later.

Dit alles in één blik

boven een pumpkin spice latte.

4 gedachten over “Mabon”

  1. .

    Heerlijk
    hoe jeugdig schitterend hoopvol
    jij schrijft.

    Jij laat mij weer dromen
    van hoe
    het nooit was.
    .

    Als ik oud word, wil ik overvloedig zijn…

    .
    Ik ben nu eindelijk wat ik al was

    Ondertussen ben ik oud.
    En het is winter.
    Mijn overvloed verloren.

    Mijn lichaam niet meer van lover,
    maar kaal van dorre takken.
    Een skelet van dromen.

    Toen ik jong was
    dacht ik, later, dan…
    en het bleef maar later worden.

    Tot op vandaag. Nu verlang ik naar gisteren.

    .

    .

    Mag ik mijn literaire ‘Koning’ even ontbloten.

    Verlanglijstje

    Geef me Nescio en Tsjechov, oude boeken.
    Geef me na mijn zoveelste kale reis
    iemand die mij twee haren uittrekt
    en glimlachend zegt: je wordt grijs.
    Geef mij alles en zeg: het is niets.

    Geef me niets en zeg: dat is alles.
    Geef me mijzelf, geef me jou.
    Ik heb gezocht naar wist ik maar wat.
    Geef me nu eindelijk
    wat ik altijd al had.

    .

    Like

Plaats een reactie