Het terras van een schipperscafé zonder schippers… en toch doet een van haar vaste klanten elke dag ‘de langen omvaart’; van thuis tot aan de toog. Een hele afstand voor iemand met ‘water in de knieën’. Geen houten been, maar een houten kop. Daar komt hij dan, onze straatpiraat: de lange haren keurig samen gebonden, de brilglazen proper opgeblonken. Mario is op z’n zondags, ook als is het woensdag.
De dagschotel is ook vandaag te duur. Dan maar weer een ‘potse notses’. Mario gooit met grimassen naar de kannenkijkers aan de tafeltjes rond zich. Een babbel zou smaken… een traktatie van één der onbekende drinkebroers nog meer. Tevergeefs.
Maar de waard is gul en schenkt hem een pilsje, een schouderklop en zijn laatste droge worst cadeau. “Merci patron”, roept Mario terwijl hij die laatste in zijn binnenzak laat glijden, “veur den ‘ond!” De pint bewaart hij voor zichzelf, “want ‘onden drinken geen bier.” Mario vindt zichzelf best geestig. Terecht. Uit diezelfde binnenzak tovert hij foto’s tevoorschijn van een living zonder licht en een lappenkat in een kartonnen doos. Of die nu overleden of overreden was, heb ik niet goed begrepen. Niet erg, komt immers op hetzelfde neer…
Medelijden zou misplaatst zijn. Mario is een held. Een held op versleten pantoffels, van wie iedereen en tegelijktijd ook niemand houden kan. Uit sympathie, en omdat zijn hond ook Sarah heet, doe ik er een Duvel bij. Mario, jij bent de mensen nog voor het slapengaan alweer vergeten, maar wees gerust, zij jou niet. Santé!