In een meisjesleven is er een tijd van poppentheekransjes en Tiny boeken, van rolschaatsen, bloemen plukken en andere dartelheden, en daarna, de coming of age die wordt ingeluid met het stiekem bijhouden van dagboeken: het ultieme conflict tussen droom en realiteit. Ik citeer: “2 maart 1999, Liefste dagboek, ik ben verliefd op Jonas. Maar hij niet op mij want ik heb sproeten en een bril. Hij houdt van Jozefien die geen bril en sproeten heeft en ook mooi kan dansen. Ik kan niks.” Geef toe, kinderlijke droefheid is aandoenlijk.
En dan klikte je je dagboek samen met je hart weer op slot, hing je het gouden sleuteltje rond je hals en verstopte je je verzuchtingen van inkt weer veilig onder de matras. Na Jonas volgden er nog vele anderen om de koude, lege bladzijden van het dagboek te vullen met de warmte van prille hartstochten, zoete dagdromen en voorzichtige melancholie. En misschien kunt u het ook niet laten om de namen die uw geliefde dagboek herbergt eens in te typen in de zoekbalk van facebook, om er dan net zoals ik achter te komen dat die onbereikbare vlam van weleer inmiddels steunkousen, wortelraspen en teencorrectors verkoopt op de markt, haar uit de neusgaten kweekt en waarschijnlijk nooit zo oud zal worden als hij eruitziet. Liefste dagboek, met uw permissie hang ik er voortaan een Abusslot rond.