Naar aloude gewoonte begint het te stortregenen op het moment dat wij onze bestemming bereiken. Een grollende donder borrelt op uit de onderbuik van de wolken, en rolt vervolgens over de met wijngaarden bezaaide heuvels van het vruchtbare Moezeldal. Het echoën van dat dondergebrul stemt ons nederig. We wachten in de wagen tot de lucht klaart. De anders zo druk bezaaide kades en promenades langs de rivier zijn nu helemaal leeggespoeld. De spreeuwen en boerenzwaluwen hebben zich verzameld op de trossen van de Moselperle en de Romantik; de cruiseboten die de ouden van dagen langs de dorpjes aan de meanderende rivier varen. Zolang de bliksemslagen door het hemelruim scheuren gaat niemand aan boord, blijft men in het Rasthaus zitten met een zoveelste glas Bitburger of zo’n enorme Schweinsbratwürst in een veel te klein broodje.
We logeren bij Melchner’s in de smalle Hebengasse. Meneer Melchner, ik ga ervan uit dat hij zo heet, haalt de terrasstoelen van zijn voorhof binnen. Vol medelijden schudt hij het hoofd als hij ons, tot op de onderbroek doorweekt, ziet aansnellen met de reiskoffers. ‘Aber die Sonne kann Bernkastel nie lange vermissen!’ troost hij ons. De oude, brave man ziet de zon vooral in de wijnglazen schijnen. De kamer is schoon en de buurt erg rustig. Zo nu en dan komt ons het luiden der kerkklokken ten gehore, of gedempte fanfaremuziek die de melancholie van een vorig leven in ons opwekt: de tijd waarin het gemoedelijke parochieleven ook nog in de Vlaamse voorsteden centraal stond.
Beneden in het dorp, onder de krullende wijnranken, laaft men zich tot in de late uurtjes aan het geestrijke Moezelnat. In het schijnsel van een koele zilvermaan die door de oude, krakerige vensterluiken piept, sluiten wij onze zware ogenleden en verzinken in een diepe, zalvende slaap…
’s Anderendaags zoeken wij de schoonste Traumpfade en Wanderwege door het bos op. En dromen doen we! Het groen doet deugd aan de ogen. De mens is voorbestemd om dit kwieke groen te zien, en niet het droefgeestige grijs van de betonnen metropolen. Hier, in het rijk der schemerplanten, tussen de varens en het bergkruid, uitbundige kinderen van zon en aarde, voel ik mij wild verrukt! Een parfum vol wellust benevelt de zinnen; de ochtenddauw, de wilde rozemarijn, de behaaglijke geur van natgeregende bosgrond en de zuchtende kruinen van de Iepen, Elsen en jonge eikenstruiken bedwelmen ons met rust en opwinding tegelijk.
Moedig en vastberaden banen wij ons een weg naar boven; Grevenburg ligt op de hoogste top van het Trarbach plateau. Hier treden wij letterlijk in de voetsporen van de romantici; van Goethe, Heine, Thoreau en Rousseau. Gedurig zijn wij op zoek naar hun ‘vergeten natuur’, naar de vergeten verhalen vol ongetemde passie waarover zij zo gretig geschreven hebben. Wandelen gaat over zoveel meer dan kilometers onder de benen laten verdwijnen, over zoveel meer dan versleten schoenzolen, zweetvoeten, spierpijn en blaren. De innerlijke wandeling, vol van mijmering, daar gaat het over! Zoveel hebben we inmiddels wel begrepen. De oude wereld lonkt; een verhaal vol ridderlijkheid en hoofse liefde ontspint zich voor mijn ogen wanneer de kasteelruïnes boven het struweel uittorenen. Ik maak een foto op dezelfde plaats waar William Turner in 1839 zijn rozige aquarellen schilderde. Hij fluistert mij in dat ik door de lens van mijn fantasie moet kijken, en niét door die van mijn telefoon. Shame on me… armzalig kind van mijn tijd.
Ook nu begint het weer hard te regenen. De oude stenen van de vestiging bieden beschutting tegen het klatergeweld. Vol ontzag laten wij onze blik over de bergen en de diepe dalen glijden, waaruit nu mysterieuze nevelen opdampen als waren het gracieuze regengodinnen die vanuit het donkere woud de berg opstijgen in hun lange, witte gewaden van zijden waterdamp. Boven waaien hun rokken omhoog tot een solide wolk van mist. De menselijke verbeeldingskracht krijgt bij Grevenburg vrij spel: hier worden mythen geboren.
De steile klim moet achteraf worden bekoeld in een van de traditionele Weinstuben. In het nabijgelegen Beilstein, het Doornroosje van de Moezel, worden wij door Otto Görgen aan de arm naar binnen getrokken om te proeven van ’s meesters meest elegante wijntjes. Ik bestel een Grauer Bourgonder, een bitterzoete wijn die, zeg nu zelf, op mij wel héél erg van toepassing is. De rijke smaak van de Riesling werkt ronduit verslavend! We blijven urenlang zitten tot niet alleen wijzelf, maar ook alle mensen rondom ons, uiteindelijk verworden tot hitsige saters en losgeslagen bacchanten. ‘Qualitätswein vom Mosel’, inderdaad, maar daarom wordt men er niet minder dronken van. Morpheus wacht ons op in de malse bedstee. Hij heeft alle andere plannen voor vandaag gedwarsboomd en kaapt daarmee de eerste dag aan de schone Moezel weg. Guten abend meine lieben Freunde… Bis bald!