Zoals we van de drie musketiers er ook maar één kennen, de vierde, d’Artagnan, is het nét zo met de drie koningen. Nochtans wilde geen enkel kind ‘die zwarte’ zijn. En ja, hoe kan het ook anders, ooit was ik zwart. Een klein Balthasarke met een ster, gemaakt van taartendozen en zilverpapier. Ik bracht geen goud maar boterwafels, geen wierook en mirre maar potpourri uit de badkamer. Op mijn hoofd ons moeders versleten bontkroon, om het lijf een slaapkleed van mémé.
Mijn personage en zangkunsten (te vergelijken met die van de Josti band) ten spijt, haalde ik toch nog zeventig frank, twee guldens en een kroonkurk op.
Ik vermoed dat Balthasar, net zoals Piet, vandaag de dag politiek incorrect wordt gevonden, maar toen kon hij dus nog rekenen op sympathie.
‘Zwart geld!’ zei mijn pa schetsend toen ik met mijn gevulde hoed thuiskwam. Het werd niet op de rooster geteld. Maar de guldens werden wel in beslag genomen. Die kon hij naar eigen zeggen goed gebruiken, daar ‘over de grens’…
Als men dus vanavond ‘drei keuningen’ komt zingen of ‘who da king’, geef dan gewoon een euro, en geef Balthasar er twee!