Op school was Toby een echte bolleboos. Thans loopt hij verkleed als frietzak over straat.
De tricolore trots op het voorhoofd geschilderd, de duivelshoorntjes stevig op zijn kale knikker geklemd. Het patriottisme heeft hem uit de luie sofa gehesen. Hij is onderweg naar zijn favoriete supportersdorp en neemt, luidruchtig en reeds van goedkope biertjes beschonken, drie plaatsen in op de eerste bank voor het groot scherm, zijn pronostiek declamerend aan al wie het horen wil.
De eens zo nuchtere Toby maakt een dramatisch kruisteken voor de match begint en werpt de armen smekend ten hemel: “Oh God! Aanhoor deze nederige frietzak,” bidt hij vroom, “laat mijn Duivels vandaag winnen!” De kroegmaats knikken minzaam. Kuiten gestrekt, bierbuik naar binnen: in gedachten staan ze allemaal mee op het veld. Het enige dat Toby weet is dat de bal rond is, maar dat maakt niet uit. Hij staat er, voor zijn Duvels. En zij voor hem; schuimend per drie op de toog… Hij roept en brult en tiert de longen uit zijn logge lijf. Hij scandeert leuzes die nergens op slaan maar best cool klinken in de massa. Hotdog et circenses…
Ook al verliezen zijn goden, Toby blijft religieus. Dat onbeschrijflijke winaarsgevoel dat sporten met zich meebrengt, daar doet hij het voor en daarvoor zal hij het blijven doen. Maar diep vanbinnen weet Toby dondersgoed dat hoe meesterlijk ‘zijn’ Duivels ook mogen spelen, hij altijd buiten spel zal blijven staan…
God heeft het niet zo voor ambtenaren in frietzakken.