Dat mijn moeder een speciaal mens is zal niemand ontkennen, behalve zijzelf misschien. Ze heeft altijd al een beetje een slag van de molen gehad maar ze draagt die scherts met sier. Het is pas de laatste jaren dat de mensen haar ‘een braaf wijveke’ beginnen te noemen. Ze denkt er sinds kort zelfs aan om een maltezertje te nemen, en dan weet je het met zekerheid: moeder wordt oud. De tijd dat ze met twee flessen Chardonnay op tafel danste is duidelijk voorbij. De wilde haren zijn grijs gemarmerd, slechts eenzame stressen nog gekleurd met acajou van Garnier, een overblijfsel van haar ‘spirituele periode’. En zo had ze er destijds veel, periodes. Zot of niet, vandaag zet ik mijn moeder in de bloemetjes, hoewel zij ze liever nog eens zou willen buitenzetten. Maar de kurk blijft voortaan wel op de fles. Dat hoop ik althans, voor ieders bestwil. Het zal vanmiddag wel weer koffie-met-gebak zijn. Dat eten brave wijvekes immers graag. Ik heb voor de gelegenheid een kaartje geschreven met een luchtig versje over hoe zij de allerbeste moeder is. Een leugentje verpakt in bolletjespapier want we weten allebei dat dat klinkklare kletskoek is. En die menopauze maakt van haar nu ook niet meteen de allerliefste. Integendeel… Niet allerbest, niet allerliefst, niet allermooist, niet allersterkst, noch allerslimst maar gewoon een mens. En het doet deugd te weten dat mijn moeder ‘ook maar een mens is’. Misschien is dat wel wat we allemaal willen zeggen: ma, we zien u graag omwille van de kleine kantjes, omwille van al die rare trekjes en heerlijke défauts. Dat is toch uiteindelijk, wat mij betreft, wat onze moeders onze moeders maakt…