Je hebt zo van die prutspoëten
die nooit iets anders weten
dan te schrijven over zonneschijn,
het blauw achter het wolkgordijn,
de vreugd van warme zomerdagen,
en alleen maar over regen klagen
‘Het regent,’ roepen ze, ‘daarbuiten!’
Gelukkig maar, moet ik besluiten,
dat ’t binnen niet regenen kan…
Poëten weten er helemaal niks van
Ze zeuren, zeiken, zemelen, zagen,
met dure woorden willen ze klagen
‘Petrichor,’ zegt er mij een hautain
‘zo heet de geur van regen, tiens!’
‘Dat heeft de muze mij gefluisterd
en ik heb naar haar geluisterd
hoe ik in verzen, metrum en rondelen
de mensen met poëzie kan vervelen.’
U doet maar, zo luidde mijn repliek,
met al uw belletrie en prutslyriek
Ik zeg de dingen gewoon zoals ze zijn,
zonder enjambementen, punt aan de lijn!
Nee, ik zou nooit met dichten beginnen
tenzij het zou gaan regenen, hierbinnen…