De laatste tijd lijkt het wel of er ‘baartijd’ op mijn voorhoofd getatoeëerd staat. Voortdurend polst men naar mijn ‘kinderwens’, de wens waar ik zelf geen weet van heb. Dan antwoord ik bijdehands dat mijn houdBAARheidsdatum inmiddels verstreken is en het waarschijnlijk bij de aanschaf van twee katten zal blijven. En zelfs dáár twijfel ik over want men mag het houden van huisdieren niet onderschatten! Denk maar aan de kosten van het voer, de kattenbakvulling en het aantal stofzuigerzakken dat je aan die beesten verslijt. En overal haar! Nu ja, tegenwoordig ligt het haar van mijn man ook overal rond. Ik heb vorige week zijn kruintje in de afvoer van de douche teruggevonden. Hij keek ernaar alsof er nog iets voor te zeggen viel… Helaas voor hem maar gelukkig voor mij is ’s mans haaruitval een eenmalig fenomeen. Het ruiven van de katten, daarentegen, een jaarlijks wederkerende ellende. Je mag ze ook niet vergeten te eten geven. Daar heb ik ook niet bepaald een goed oog in, als ik terugdenk aan die beklagenswaardige Tamagotchi die bij mij na enkele dagen al onder de groene zoden lag. Natuurlijk zijn er ook voordelen aan het houden van katten: ze spinnen en dabben zo lief, en ze vleien zich tegen je aan, zélfs wanneer je ze net voor smerig, stinkend rotbeest hebt verweten als ze weer eens een haarbal op de mat hebben achtergelaten, tegen het bed hebben gesproeid of ongevraagd hun afvoerputje in je gezicht kwamen duwen. Wie het op de keper beschouwt, zal echter veel paralellen vinden tussen het houden van kinderen en van katten. De grootste gemene deler (en het ís misschien gemeen van me): als het niet meevalt, hang je er de komende 20 jaar aan vast. Het enige voordeel van kinderen is dat de aanschaf ervan volledig gratis is. Maar laat ons een kat een kat noemen: goedkoop blijkt achteraf altijd duurkoop!