‘We moeten profiteren, want het kan snel omslaan.’ Haar mond trekt profijtig samen en ze blikt argwanend omhoog, als iemand die ze daarboven aardig in de mot heeft. In feite kan dat overal op slaan, denk ik dan: liefde, veiligheid, gezondheid, geluk in het algemeen, maar ze had het over de eerste lente, met haar lage, warme zon die deugd doet tot diep onder het vel. Die mooie lente dus, niet die met haar geselende noorderwind van twaalf en meer beaufort, en nietsontziende hagelvlagen die klinken als een onaangekondigd spervuur. Op dat moment valt mijn oog op een verloren gewaaide krant. ‘Rusland houdt zich niet aan het staakt-het-vuren.’
De bus komt aan en ik stap op. Ik ga bij het raam zitten en houd mijn gezicht genietend ten hemel. Ondertussen luister ik naar het ‘in saeculum saeculorum’ van Vivaldi. Tegen mijn oogleden tekenen zich beelden uit het nieuws af.
Een oud mens heeft mij eens geleerd dat ik mijn handen elke dag naar de zon moet houden en ik dan honderd jaar zal worden. Ik stop ze wijselijk weer in mijn zakken. Honderd hoeft niet. Maar goed, het kan dus snel omslaan. Ik stap uit, de lucht overtrekt. Een striemende wind strijkt langs mijn wangen, alsof hij me toch wil harden voor de eeuwigheid, en giert dan door de nog kale, uitgeluchte bomen op de kaai. De hellehonden blaffen en ik mis alleen nog helm en speer om me als Walkure door deze vrieskou te weren. De winter strijdt zijn ragnarok, maar de sleedoorn bloeit al aardig. En wederom leert de natuur mij haar eenvoudige wetten: oorlog is voor eeuwig, de lente ook. In saecula saeculorum…
Schilderij: James Ensor – Ride of the Valkyries (1938)