Kerremesse in d’helle

In een paar scheve zinnen beschrijf ik het landschap van de Westhoek dat in bleke flitsen aan mij voorbijschiet en mij aan de borsten van mijn Ieperse grootmoeder doet denken. Ieper, kattestad, mijn tweede thuis.

Ik spoor langs de vruchtbare akkers, de glooiende heuvels, de vriendelijke, historische dorpjes en villafermettes tussen de knotwilgen. Land van beeldenstormers en boerenverstand. Hoppeland. Land van picon en potjesvlees. Land van eeuwig verdriet…

‘Bachten de kuupe’ moet de eerste lente altijd wat extra moeite doen om uit te blinken. Maar langs de bermen staan al wat hovaardige krokussen naar de zon te lonken. Dat is een goed teken. Ze zingen hun ‘gloria in excelsis deo’ als nonnetjes van een degelijk kloostermerk. En dan, tussen wat donkere cipressen, rijzen de zerken van een Engels Oorlogskerkhof op. Ik hoor de doodsreutels over de akkers weergalmen en ondertussen valt er wat ouderwetse regen uit de lucht. Dan weer een streep zon. ‘Kerremesse in d’helle’, zou grootmoeder hebben gezegd. Gloria in excelsis deo. Ach, wie kent de kunst van sterven. Krokussen, grootmoeders, soldaten; alles wat leeft lijkt gemaakt om te vergaan en kostbaar te worden. En plots vind ik het vreemd dat wij allemaal naar onsterfelijkheid verlangen in een universum dat geregeerd wordt door verval…

Die middag ga ik met mijn nicht naar de kermis, waar we aan een schietkraam elk vijftig ‘poetins’ neerknallen in ruil voor wat musketons en een pluche eenhoorn. (Mo tis ol gin oar snien, enni…)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s