De zondagse middagtijd. Je kijkt er de hele week naar uit, maar uiteindelijk verveel je je steendood. Zeker tussen twaalf en twee, wanneer de vreedzame bedrijvigheid van de weekdagen uitblijft en er geen kat over straat loopt. Er hangt wat droefheid in de lucht, maar niet het soort kunstzinnige droefheid waar je iets moois van zou kunnen maken. De software van het hart lijkt erop geprogrammeerd te zijn je een tikkeltje weemoedig en lusteloos te stemmen… En ik denk weer aan mij grootmoeder.
Als zij zich verveelde, schilde ze altijd een appel. Een loffelijke gewoonte die ik sinds kort heb overgenomen. Ik neem het grootste exemplaar uit de fruitschaal en gooi ‘m een keer in de lucht. Hij landt in mijn palm met de sticker naar boven. Daarop staat een code die je vertelt of de appel biologisch is of niet. De mijne begint met een 8… Hmmm, genetisch gemanipuleerd. Het klinkt een beetje pejoratief, maar we moeten ook niet overdrijven. Het is een mooie appel; bol en rood en mat. De schil lijkt geaquarelleerd, met groene en rode vlekken die waterig in elkaar overlopen. Het is een appel die zo op een Hollands stilleven hebben kunnen staan. Een kunstwerkje van de natuur waar de Romeinen zelfs een godin voor hadden: Pomona, vandaar het woordje ‘pomme’. Nutteloze weetjes verzamelen; het is een voorbode van tevreden ouder worden. Je verbreedt je interesses en maakt ze onpersoonlijker, tot je ego volledig opgaat in het universele leven. De zen-boeddhisten hebben er vast een woord voor. Filosofie op zondag, en dat dankzij een appel.
Ik zoek nog eens op wat genetische manipulatie betekent: “het toevoegen van positieve eigenschappen van het ene organisme aan het andere.” Het klinkt herkenbaar als ik aan mijn grootmoeder en haar appels denk. De kunst van het opmerken? Ik ben er in ieder geval niet mee geboren…